Inleiding

Mijn persoonlijke geschiedenis met Rusland beslaat een halve eeuw. Of als ik mijn wortels meetel eigenlijk mijn hele leven. Mijn grootvader Isay Rottenberg groeide op in het Russische Keizerrijk, in de Poolse stad Łódź. Hij vertelde daar nooit over. De jodenmoord in de Tweede Wereldoorlog had zijn familie in Polen weggevaagd. De herinneringen aan vroeger waren te pijnlijk. Maar als hij Russisch hoorde, begon hij te glimmen en Russisch te mompelen. Zijn verleden intrigeerde mij, hij had een interessant leven achter de rug, was een grote persoonlijkheid en een geweldige opa aan wie ik houvast had.

Tegen de tijd dat ik Russisch ging studeren, was hij al overleden. Hij had het vast een slechte keuze gevonden, want wat had je nu aan een taal van een dictatuur achter het IJzeren Gordijn? Daar leek hij gelijk in te hebben en ik had de studie al opgegeven, toen ik alsnog toestemming kreeg met een uitwisselingsprogramma negen maanden in Leningrad, het tegenwoordige Sint-Petersburg, te verblijven. Dat kleine jaar midden in de Koude Oorlog achter het IJzeren Gordijn leverde een schat aan ervaring op over het leven in een politiestaat met z’n absurditeiten, het gehuichel, de sluimerende angst, het onderlinge wantrouwen, de spotternij en de innerlijke emigratie.

Ik had het geluk dat ik precies op het moment dat Michaïl Gorbatsjov partijleider werd in de Sovjet-Unie als Rusland- en Oost-Europa-specialist voor de Volkskrant verslag mocht doen van de perestrojka en glasnost. Met de Sovjet-maatschappij die ik had leren kennen in Leningrad als referentie, zag ik hoe het beton begon te scheuren en er energie vrijkwam die decennia opgesloten was geweest. Het was een meesterlijke en vrolijke tijd. Meteen na de val van de Muur ging ik in Praag wonen van waaruit ik meemaakte hoe Midden- en Oost-Europese samenlevingen voor het eerst vrije verkiezingen hielden en zienderogen veranderden.

In Moskou, waar ik mij begin 1991 vestigde, liep de weg naar de vrijheid onstuimiger. Gorbatsjov hield zich nauwelijks meer staande in de tegengestelde krachtenvelden van progressieven en aartsconservatieven. De mislukte staatsgreep van reactionaire Sovjet-militairen en -bestuurders in augustus van dat jaar luidde het einde van het communisme en de Sovjet-Unie in. Ik herinner me nog goed hoe na het stranden van de coup Jeltsin als president van de Russische Sovjet-republiek de juichende menigte toesprak. Op een paar passen afstand van hem op het balkon van het Witte Huis luisterde ik gespannen naar hoe hij de overwinning zou brengen. Zou hij het vuur aansteken onder het Russisch nationalisme? Tot mijn verrassing sprak hij het volk aan met een eeuwenoud woord dat in onbruik was geraakt: rossijane. ‘Dorogije rossijane’, ‘beste burgers van Rusland’,  zo begon hij, en richtte zich daarmee tot de burgers van alle 190 religies en nationaliteiten die op het Russisch grondgebied woonden.


Jeltsin viert op 22 augustus 1991 de overwinning op de plegers van de staatsgreep met een toespraak vanaf het balkon van het Witte Huis, destijds het gebouw van het Russische parlement.

Na het uiteenvallen van het Sovjet-imperium, een paar maanden later, belandden 25 miljoen etnische Russen ineens buiten Rusland, in republieken die bevrijd van de Sovjet-dictatuur en Russische overheersing hun eigen nationale identiteit ontdekten en wilden vieren. Hoe zou dat uitpakken voor die Russische minderheden en hoe zou Rusland reageren, vroeg ik mij destijds af. Door mijn nogal pessimistische inslag vreesde ik de opkomst van fel Russisch nationalisme en revanchisme, dat zou leiden tot geweld. Maar mijn gevoel bedroog me. Jeltsin hield zich niet met de republieken bezig, hij werd in beslag genomen door binnenlandse problemen: de ongelofelijk complexe omschakeling van een socialistische planeconomie naar een kapitalistische markteconomie en van een dictatuur naar een democratisch bestuur.

Dat proces liep niet erg soepel, zacht uitgedrukt, en veroorzaakte een complete onttakeling van de maatschappij. Russen raakten hun banen en inkomsten kwijt en vielen in een steile afgrond van armoede en onzekerheid. Mannen stierven jong aan alcoholmisbruik en hartaanvallen, vrouwen ploeterden zich kapot om te overleven. Bij elk metrostration stonden moeders en oma’s hun theepot of kandelaar te verkopen of met wat bosjes peterselie en lelietjes-van-dalen uit hun volkstuin. Bandieten hadden vrij spel, schietpartijen op straat waren schering en inslag, bezit werd verdeeld en herverdeeld met trucs, omkoping en geweld en van democratie had Jeltsin ook geen kaas gegeten. Tegelijkertijd werd het tijdperk gekenmerkt door ongekende vrijheid van meningsuiting, pluriforme media en levendige debatten over de toekomst en het verleden van Rusland. In een sombere stemming schoot mij wel eens door het hoofd dat Rusland een soort Weimarrepubliek was geworden en dat het wachten was op de sterke man.

Die kwam er, maar dat gebeurde pas jaren nadat ik als correspondent vertrokken was. Ik ging nog regelmatig naar Moskou en Sint-Petersburg om vrienden op te zoeken en zag het dagelijks leven verbeteren en de welvaart stijgen. Dat de democratie in de wieg gesmoord werd, kon maar weinigen beroeren. Belangrijker was dat Poetin aan de anarchie een einde maakte en een sterke staat optuigde en dat de koopkracht aan het groeien was. In het begin van het tweede decennium schrokken burgers in de grote steden wakker toen Poetin de regels zo verboog dat hij in strijd met de grondwet toch weer president werd. Maar de protesten zetten niet door en met wat showprocessen en harde straffen, kreeg het Kremlin de zaak weer in het gareel.

Door de wereldwijde economische crisis en de dalende olieprijzen begon de Russische economie te stagneren en in 2014 was de populariteit van Poetin flink gedaald. De volksopstand in Oekraïne tegen de pro-Russische president Janoekovytsj joeg het Kremlin angst aan. Aan de Russische bevolking werd het protest opgediend als een revolutie gevolgd door een staatsgreep van neonazi’s. Dat werd als waarheid geslikt door de meeste Russen. Ik merkte aan de reactie van een Petersburgse vriendin bij wie ik destijds in de huiskamer naar de Russische staatstelevisie zat te kijken, hoe bang ze was dat de onrust naar Rusland zou overslaan.

De Russen begroetten de inname en annexatie van de Krim met gejubel. De Krim was van ons, Rusland liet niet met zich sollen, Rusland zou opstaan en weer groot en machtig worden, was het overheersende sentiment. Het vormde een keerpunt in het Russisch nationaal bewustzijn en het regime van Poetin. Na de vreedzame scheiding in 1991 werd de grote Russische minderheid in Oekraïne alsnog een instrument van het Kremlin om het buurland te ontwrichten en stukken land in te lijven volgens het recept van Hitler toen hij eiste dat het Sudetenland ‘Heim ins Reich’ kwam.

Het werd tijd om de belangstelling voor Rusland, die in Nederland was weggezakt, op te peppen.  Hubert Smeets en Laura Starink, twee andere vroegere Moskou-correspondenten, en ik richtten samen het kennisplatform Raam op Rusland op. Daardoor ging ik mij weer dagelijks met Rusland bezighouden en volgde de ontwikkelingen. De buitenparlementaire oppositie hield nog steeds het hoofd boven water en probeerde via alle mogelijke wegen mee te doen aan verkiezingen en het systeem van binnenuit te hervormen. Het regime greep zich krampachtig vast aan de macht, schiep via de propagandazenders een klimaat van haat en vijandschap tegen het Westen en brandmerkte steeds meer organisaties en personen tot ‘buitenlands agent’. De moordaanslag met zenuwgif op oppositieleider Aleksej Navalny in augustus 2020 was een voorlopig dieptepunt. Anderhalf jaar later gaf Poetin het startsein voor de rampzalige invasie van Oekraïne.

Toen Arend Hosman en Catharina Schilder van uitgeverij Alfabet mij vroegen inzichtelijk te maken waarom Rusland een ongeprovoceerde oorlog is begonnen tegen zijn Slavische buurland, ben ik daar graag op ingegaan. Ik wilde dit niet doen zonder met Russen te spreken die de ontwikkelingen van binnenuit hebben gevolgd. De scherpe repressie in Rusland had elke kritiek op de oorlog die geen oorlog mocht heten echter de mond gesnoerd. Honderden websites waren verboden, maatschappelijke organisaties en bewegingen waren bestempeld als ‘ongewenst’ of ‘extremistisch’, activisten en journalisten waren aangemerkt als ‘buitenlands agent’. In die situatie kon ik me in Rusland nog minder informeren dan vijftig jaar eerder tijdens mijn verblijf in Leningrad in de Koude Oorlog. Daarom reisde ik naar Litouwen en Letland, waar ik in Vilnius en Riga vrijuit met een keur aan uitgeweken Russische journalisten, publicisten, experts en activisten kon spreken. Aan hun kennis, waarnemingen en analyses heb ik mij gelaafd. Lang niet iedereen die ik sprak, heb ik in dit boek geciteerd. Maar dankzij hun gedachten en ideeën heb ik mij een beter beeld kunnen vormen van de gebeurtenissen en verhoudingen die het oorlogsteken Z voortbrachten en Rusland op het pad van imperialistische verovering zetten.

Bekijk de inhoudsopgave van Z